Voorwoord Maarten van Rossem

Eerlijk gezegd dacht ik bij Utrechtse Bijnamen direct aan Wageningse bijnamen, omdat ik nu eenmaal ben opgegroeid in Wageningen, en wel in een eenvoudige nieuwbouwwijk. Waarom vermeld ik de eenvoud van die omgeving? Omdat bijnamen vooral een zaak waren van volkswijken en eenvoudige Nederlanders. Niemand noemde of noemt in een deftige buurt de daar wonende hoogleraar ‘Jan Lultmaardoor’ of de burgemeester ‘Keiharde Ivo’. In de buurt waar ik opgroeide had je alleen al binnen een cirkel van 100 meter ‘De Juttepeer’, ‘De Drutekeu’, ‘De Henneflap’, ‘De NSB’er’ en ‘De Rotterdammer’. Vooral die laatste was een bijzonder vervelend sujet, wiens terugkeer naar zijn geboortestad alom op prijs werd gesteld.
Dit boek over Utrechtse bijnamen kan ik iedereen warm aanbevelen, omdat het een rommelige, maar daardoor juist zeer vermakelijke geschiedenis van het volksleven van de stad Utrecht biedt. Zo wist ik niet dat koekkruimels ooit verkocht werden. Om een bijnaam te krijgen moest je iets bijzonders doen of op zijn minst een enigszins afwijkend uiterlijk hebben. Bijnaamdragers hadden een zekere distinctie bereikt. Zo kon ‘Luie Piet’ het hele alfabet winden en was ‘Ad Puinhoop’ een begaafde vloeker en mopperaar. Een vrouw met een zeer ruim bemeten postuur werd ‘De Zonsverduistering’ genoemd, een bijnaam die ik ooit nog eens hoop te gebruiken. Bijzonder veel genoegen deed mij de bijnaam van het lelijkste monument van Utrecht: ‘Mien met de IJsco’ op het Domplein. Ga maar kijken, het is zeer passend!
Utrecht, januari 2015
Maarten van Rossem
‘de brommende professor’